Kinderrechter verleent opnieuw een machtiging voor opname en verblijf in een gesloten accommodatie bij gebrek aan enig alternatief voor autistische jongere. Er is geen passende voorziening beschikbaar binnen de jeugdzorg en de wachtlijsten in de zorg maken een langer verblijf noodzakelijk.

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing wordt afgewezen. De plaatsing van de minderjarige bij de pleegouders kan worden voortgezet in een vrijwillig kader.

Vervangende toestemming tot erkenning bij huiselijk geweld.

De vrouw heeft als levensgezel van de moeder ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. Haar verzoek om vervangende toestemming tot erkenning wordt toegewezen, omdat dit aansluit bij de ontstaansgeschiedenis van minderjarige. Een omgangsregeling tussen de vrouw en het kind wordt vastgesteld ondanks de ex-partnerproblemen. Het verzoek om gezamenlijk gezag van de vrouw wordt afgewezen.

Bekrachtiging beëindiging van het gezag van de vader. Voor gezamenlijk gezag moeten ouders in staat zijn tot overleg of het maken van afspraken met betrekking tot de minderjarige. Bekrachtiging ontzegging van de omgang tussen de vader en het kind, omdat er bij de moeder en de minderjarige geen vertrouwen is dat de vader in staat is om op een positieve manier omgang te hebben.

Afwijzing van een verzoek tot gezagsbeëindiging van een minderjarige die in een pleeggezin is geplaatst, hoewel voor alle betrokkenen duidelijk is en de ouders ook accepteren dat de minderjarige daar zal opgroeien. Afwijzing op grond afwegingsfactoren in de memorie van toelichting.

Man in procedure niet aangemerkt als belanghebbende maar als informant, waardoor hij zich niet kon verweren tegen verzoek GI tot ontzegging omgang van beide ouders. Het verzoek had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

Benoeming bewindvoerder. Zijn gegronde redenen om af te wijken van voorkeur van rechthebbende (art. 1:435 lid 3 BW) alleen gelegen in de persoon van de bewindvoerder?

Kinderontvoering. Teruggeleidingsverzoek afgewezen omdat het oudste kind zich verzet tegen terugkeer naar Spanje (art. 13 lid 2 HKOV) en de ondragelijke toestand (art. 13 lid 1 sub b HKOV) waarin het jongste kind zal komen te verkeren wanneer hij zal moeten terugkeren. De ondragelijke toestand is daarin gelegen dat het jongste kind bij terugkeer wordt gescheiden van de andere kinderen uit het gezin van de moeder, en dit gezin het enige gezinsverband is dat hij bewust heeft meegemaakt. Deze situatie is niet te voorkomen door een te treffen adequate voorziening in Spanje.

De rechtbank vernietigt de erkenning op verzoek van een meerderjarig kind. Hoewel de termijn uit artikel 1:205 lid 4 BW is overschreden, oordeelt de rechtbank dat vasthouden aan deze termijn in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ontoelaatbare inmenging oplevert in het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven van de vrouw (art. 8 EVRM).