De goederen van betrokkene worden tegen zijn wil in onder bewind gesteld en tevens wordt mentorschap ingesteld op verzoek van een broer. Dat is volgens de kantonrechter nodig om maatschappelijke teloorgang te voorkomen. Dezelfde broer wordt benoemd als bewindvoerder.

Overeenkomstige toepassing van artikel 1:377a BW op de situatie waarin de kinderen in de aanloop naar het hoger beroep over de omgangsregeling meerderjarig zijn geworden. De feitelijke situatie waarin de kinderen niet zelf hun belangen kunnen behartigen in combinatie met artikel 8 EVRM rechtvaardigen volgens het hof de toepassing van artikel 1:377a BW.

Family life, artikel 8 EVRM. Family life tussen de tante en de minderjarige is ontstaan nadat de tante een vaste verdeling van de opvoedtaken heeft gekregen na het overlijden van de moeder. Rechtmatigheidstoets ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Bekrachtiging bestreden beschikking. Wegens onduidelijkheid over de gezags- en verblijfssituatie van de minderjarige was een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk. Zie ook hofuitspraak: 200.351.563/01, 200.351.639/01 en 200.351.639/02 (ECLI:NL:GHDHA:2025:1193).

Personen- en familierecht. Jeugdrecht. Hof heeft verzoek afgewezen om moeder te herstellen in gezag over minderjarige (art. 1:277 BW), op grond dat herstel niet in belang van minderjarige is. Heeft hof maatstaf van artikel 1:277 BW onjuist toegepast door niet te betrekken dat moeder erkend gedupeerde van toeslagenaffaire is? Mocht hof beslissing baseren op omstandigheden aan ontstaan waarvan overheid verwijt treft? Motivering. Beoordeling van door moeder overgelegd deskundigenrapport. Betekenis rechtspraak EHRM over artikel 8 EVRM. Vervolg op HR 21 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:924.

Vrouw stelt zichzelf borg zonder toestemming echtgenoot. Dit leidt niet tot vernietiging van de borgstelling omdat artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing is.

Informeel samenlevenden spreken levenslange partneralimentatieverplichting van de vrouw aan de man af in scheidingsconvenant. Verplichting blijft in stand.

Overeenstemming over vermogensrechtelijke afwikkeling huwelijk. Partneralimentatie: behoeftigheid van de vrouw, niet interen op vermogen.

Het verzoek om een non-binaire geslachtsregistratie kan, ondanks de prejudiciële vragen die een andere rechtbank heeft gesteld, beoordeeld worden. De rechtbank beslist dat verzoekster een deskundigenverklaring in de zin van artikel 1:28a BW moet overleggen en wijst op de recente ontwikkelingen waarin het wetsvoorstel om de voorwaarden voor registratie te versoepelen, is ingetrokken.

Het verzoek tot wijziging van het geslacht in de geboorteakte wordt afgewezen, omdat geen deskundigenverklaring is overgelegd zoals vereist in artikel 1:28a BW. Volgens de rechtbank is er onvoldoende objectieve onderbouwing dat sprake is van een weloverwogen en duurzame wens. Ook is er geen sprake van een kennelijke fout in de geboorteakte, zodat artikel 1:24 BW niet van toepassing is. Het verzoek tot voornaamswijziging wordt wél toegewezen. De rechtbank vindt dat verzoekster een zwaarwichtig belang heeft aangetoond, onder meer vanwege langdurig gebruik van de gewenste voornaam en negatieve gevoelens bij de officiële voornaam. De wijziging zal bijdragen aan haar welzijn.

De rechtbank vernietigt de erkenning van verzoekster door verweerder. Normaal gesproken zou verzoekster daardoor automatisch de achternaam van haar moeder krijgen op grond van artikel 1:5 BW. De rechtbank maakt in dit geval echter een uitzondering, omdat het veranderen van haar achternaam een te grote inbreuk zou maken op haar persoonlijke identiteit en familieleven. Met een beroep op artikel 8 EVRM bepaalt de rechtbank daarom dat verzoekster haar huidige achternaam, die van verweerder, mag behouden.