Geschil perspectiefbesluit kan wel aan kinderrechter worden voorgelegd in kader geschillenregeling artikel 1:262b BW
De rechtbank is, anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in ECLI:NL:GHARL:2022:6492, van oordeel dat een geschil over een door de GI genomen perspectiefbesluit wél aan de kinderrechter kan worden voorgelegd in het kader van de geschillenregeling van artikel 1:262b BW. De rechtbank overweegt daartoe dat het perspectiefbesluit een interne beslissing van de GI is, die in grote mate bepalend is voor de wijze van uitvoering van de ondertoezichtstelling. Als de GI besluit dat het opgroeiperspectief van een kind niet meer bij de ouder(s) ligt, is de hulpverlening niet meer op thuisplaatsing gericht maar op het ondersteunen van de ouder(s) bij het invullen van hun rol van ouder op afstand. Ook de duur en frequentie van de omgang wijzigt hierdoor over het algemeen. De ondertoezichtstelling wordt vanaf dat moment dus op een andere manier uitgevoerd en de gevolgen hiervan zijn voor de ouders en de minderjarige groot. In zoverre is sprake van een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Een dergelijk geschil over een perspectiefbesluit moet naar het oordeel van de rechtbank wel binnen een redelijke termijn van drie maanden aan de kinderrechter worden voorgelegd
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 05-09-2022