Minderjarige mag niet de dupe worden van het woonplaatsbeginsel
Een minderjarige jongen is uit huis geplaatst en verblijft al enige tijd op een groep die niet passend voor hem is. Overplaatsing kan echter pas plaatsvinden als hij een persoonlijkheidsonderzoek heeft ondergaan, maar daarvoor staat hij al lange tijd op een wachtlijst. Vermoedelijk vanwege het woonplaatsbeginsel zijn er problemen met de financiering; de minderjarige staat nog ingeschreven bij zijn moeder in gemeente [A], terwijl de instelling waar hij verblijft in gemeente [B] is gevestigd. De rechtbank constateert dat de minderjarige de dupe lijkt te worden van trage besluitvorming over de financiering, wachtlijstproblematiek en een GI die haar regievoerende taak niet ten volle kan uitvoeren. De kinderrechter vindt de situatie zorgelijk en onbegrijpelijk en overweegt dat de minderjarige in de afgelopen periode, als hij al niet achteruit is gegaan, in elk geval is gestagneerd in zijn ontwikkeling. Desondanks wordt besloten de uithuisplaatsing te continueren. De rechtbank spreekt de hoop uit dat in de komende periode voortvarend te werk wordt gegaan om duidelijkheid te creƫren over de toekomst van de minderjarige en te verwachten dat de gemeente goed zal gaan samenwerken met de betrokken jeugdbeschermer.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 10-10-2022