Hoogtechnologisch draagmoederschap. Bevel aan de ambtenaar van de burgerlijke stand tot het opmaken van een akte van erkenning van (nog ongeboren) kind door biologische vader, na eerdere gegrondverklaring van het vaderschap van de draagvader (zie ECLI:NL:RBGEL:2024:4185). De in artikel 1:20 BW genoemde termijn van drie maanden hoeft niet te worden afgewacht.

Caribische zaak. Uitsluiting huwelijk tussen personen van gelijk geslacht in Aruba in strijd met discriminatieverbod. Staatsregeling Aruba. Constitutionele toetsing. Kon het hof zelf de discriminatie opheffen?

Toestemming voor erkenning door curandus.

Kort geding. Geen vervangende toestemming voor vakantie omdat het geschil niet ‘enkel’ betrekking heeft hierop.

De zaak gaat over de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man ten aanzien van de minderjarige. Uit DNA-onderzoek blijkt dat de man de biologische vader is van de minderjarige. De man beroept zich op verkrachting door de moeder. Het hof bevestigt de uitspraak waarbij zijn ouderschap wordt vastgesteld omdat het hof geen ruimte ziet om de wijze waarop het kind is verwekt mee te wegen bij de vaststelling van het ouderschap.

Beoordeling rechtsgeldigheid van een Eritrees (kind)huwelijk. Beroep van de vrouw op artikel 10:32 onder c BW. De rechtbank oordeelt dat de vrouw met de afgelegde verklaring onder ede nooit uitdrukkelijk om erkenning van het (kind)huwelijk heeft verzocht. De rechtbank verklaart voor recht dat het huwelijk van partijen niet voor erkenning in aanmerking komt en dus niet vatbaar is voor inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP). Verzoek eenhoofdig gezag toegewezen. Eritrees recht van toepassing op de gezagsverhouding.

Cassatie in het belang der wet. Artikel 798 lid 1 Rv. Is de gecertificeerde instelling (GI) een belanghebbende in een zaak op de voet van artikel 1:253n BW tot beëindiging van gezamenlijk gezag van de ouders over een onder toezicht gesteld kind?

Beide ouders verzoeken vervangende toestemming voor de inschrijving op een andere basisschool vanwege hun verschil in geloofsovertuiging. De rechtbank baseert haar beslissing op het belang van de minderjarige, hetgeen primair wordt bepaald door de gevolgen van een schoolkeuze voor haar welzijn en (identiteits)ontwikkeling en niet zozeer door een specifieke geloofsrichting.

De man heeft na de zitting toestemming gegeven voor de vakantie van de minderjarige met de moeder, maar wordt alsnog veroordeeld in de kosten van het geding, omdat de procedure wel nodig is geweest.

Beperking omgangsregeling vader in detentie.