Bekrachtiging omgangsregeling middels BOR 2. Statusvoorlichting belangrijk.

Verzoek grootouders omgangsregeling afgewezen. Eerst moet duidelijkheid komen over omgang minderjarige en vader.

Procespositie. In eerste aanleg is ten onrechte de bewindvoerder van de moeder niet betrokken in de kinderalimentatiezaak. Die fout wordt in hoger beroep hersteld. Daarnaast is de vraag of partijen de goede procesorde hebben geschonden door het te laat indienen van stukken.

De in België uitgesproken meerderjarigenbeschermingsmaatregel wordt op basis van IPR-regels (Haags Volwassenbeschermingsverdrag) erkend en omgezet naar een bewind en mentorschap. Ook worden de ouders ontslagen in hun rol als wettelijk vertegenwoordigers en wordt er een nieuwe bewindvoerder en mentor benoemd.

De gecertificeerde instelling (GI) verzoekt op grond van artikel 1:336a BW om toestemming tot wijziging van het verblijf van de minderjarige van het huidige pleeggezin, waar huiselijk geweld was, naar een ander pleeggezin. De kinderrechter benoemt een bijzondere curator om dit verzoek te beoordelen.

Vader wil niet meewerken aan wijziging achternaam kind in dubbele naam. Grondslag voor verzoek moeder ontbreekt. Niet-ontvankelijk.

Verzoek van ouder bij wie kinderen hoofdverblijf hebben om zorgregeling andere ouder uit te breiden. Deels toegewezen, deels verwijzing naar Uniform HulpAanbod.

De rechtbank wijst het verzoek van de vader tot vervangende toestemming voor de inschrijving van de jongste dochter van partijen op een middelbare school in zijn woonplaats toe. De rechtbank is – mede op grond van het kindgesprek – van oordeel dat dit in haar belang is. Dit geldt ondanks de ingrijpende gevolgen van deze beslissing, zoals de wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige en vermindering van het fysieke contact met haar zus.

Verzoek tot vaststelling hoofdverblijfplaats minderjarige afgewezen, gelet op de belangrijke opvoedersrol van beide ouders in haar leven en het feit dat zij nagenoeg evenveel tijd bij iedere ouder doorbrengt.

Het begrip ‘kind’ in artikel 32 lid 1 aanhef en onder 4 letter c SW en het begrip ‘afstammeling’ in artikel 24 lid 1 SW. Uitleg van artikel 2 lid 3 letter i AWR. Is het kind dat family life heeft met de biologische vader, maar met wie geen familierechtelijke rechtsbetrekking in juridische zin bestaat, een kind en afstammeling van die vader? Artikel 1 EP in samenhang met de artikelen 8 en 14 EVRM.