Geen matiging onderhoudsbijdrage voor jongmeerderjarige wegens de weigering van de jongmeerderjarige om contact met de vader te hebben; evenmin geeft de achternaamswijziging van de jongmeerderjarige in de naam van de moeder daartoe aanleiding.

Todor Iliev t. Blagovesta Ilieva

Artikel 1 lid 2 onder a Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging in burgerlijke en handelszaken. Uitgesloten gebieden. Huwelijksgoederenstelsels. Ontbinding van een huwelijk. Vereffening van een tijdens het huwelijk verworven goed (auto). Geschillen over huwelijksgoederenrecht vallen niet onder Verordening (EU) nr. 1215/2012 en evenmin onder de Brussel IIbis-verordening.

Mercea Florian Freitag

Artikel 21 VWEU. Dubbele nationaliteit. Familienaam kind gewijzigd door adoptie. Naderhand werd familienaam terug gewijzigd. Verzoeker niet woonachtig in het land ten tijde van de procedure tot naamswijziging. Weigering erkenning door ambtenaar van de burgerlijke stand. Belemmering van vrijheid om te reizen en verblijven in andere lidstaten.

Uitleg huwelijkse voorwaarden. Draagplicht voor kosten gemeenschappelijke huishouding. Hof oordeelt dat de hypothecaire schuld van € 2.100.000 tot de beperkte gemeenschap behoort, waaronder ook cashopnames vallen die aan de gemeenschappelijke huishouding van partijen ten goede zijn gekomen. De vrouw klaagt in cassatie terecht dat uit het oordeel van het hof niet duidelijk wordt hoe het oordeel dat de cashopnames door beide partijen voor gelijke delen moeten worden gedragen, zich verdraagt met de verdeelsleutel voor kosten van de huishouding van artikel 5 van de huwelijkse voorwaarden, die uitgaat van een verdeling naar netto-inkomens.

Verzoek strekkende tot verklaring van rechtsvermoeden van overlijden van een Syriëganger in eerste aanleg toegewezen. Het Openbaar Ministerie stelt hoger beroep in. Is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in het hoger beroep? Naar het oordeel van het hof wel. Hof vernietigt beslissing rechtbank en wijst het verzoek alsnog af.

Draagmoederschap in Canada. De ambtenaar van de burgerlijke stand weigert inschrijving Canadese geboorteakte, omdat het gaat om draagmoederschap op grond van een Canadese draagmoederschapsovereenkomst. De rechtbank gelast in dit geval de inschrijving.

Ouders verwerpen nalatenschap van de heer X. Zij verzoeken de kantonrechter namens hun twee kinderen de nalatenschap te mogen verwerpen. Kantonrechter wijst het verzoek af. Te laat gedaan. De nalatenschap wordt geacht beneficiair te zijn aanvaard door de beide minderjarigen.

Het Hof Den Haag heeft de prejudiciële vraag gesteld of het door de onderhoudsgerechtigde echtgenoot (te) ontvangen kindgebonden budget bij de vaststelling van de behoefte in het kader van partneralimentatie moet worden beschouwd als inkomen van laatstgenoemde echtgenoot of als een overheidsbijdrage van aanvullende aard. De Hoge Raad is van oordeel dat sprake is van een overheidsbijdrage van aanvullende aard, waarvan het karakter meebrengt dat die bijdrage buiten beschouwing moet worden gelaten bij het vaststellen van de behoefte van de alimentatiegerechtigde aan partneralimentatie. Vervolg op prejudiciële beslissing in HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011, NJ 2015/465 over invloed kindgebonden budget op kinderalimentatie.

Kort geding. Vader trekt toestemming tot afgifte van een paspoort voor de minderjarige in. Moeder verzoekt in kort geding vervangende toestemming voor afgifte van een paspoort en vervangende toestemming om op vakantie naar Marokko te gaan met de dochter. Zij gaat ieder jaar op vakantie naar Marokko. Voorzieningenrechter overweegt ten overvloede dat de gemeente door onmiddellijk het paspoort vervallen te verklaren in strijd lijkt te hebben gehandeld met de Paspoortwet door niet de termijn van vier weken voor vervangende toestemming af te wachten.

Einde samenleving. Uitleg samenlevingsovereenkomst in relatie tot het gedrag van partijen. De ene man betaalde een schuld af van de andere man (aan een eerdere partner). Gelet op het gedrag van partijen mocht de andere man erop vertrouwen dat hij deze afbetalingen niet behoefde te vergoeden aan zijn tweede ex-partner.