Kinderalimentatie. Wijzigingsverzoek, omdat de man aangewezen is op een uitkering krachtens de Participatiewet. De alimentatierechter beoordeelt zelfstandig of er een gebrek aan draagkracht is en conformeert zich niet aan het oordeel van een overheidsinstelling. Het inkomensverlies wordt voor herstel vatbaar geacht. Afwijzing van het verzoek van de man.

Kinderalimentatie. Er hebben zich wijzigingen van omstandigheden voorgedaan, maar de man heeft daaromtrent onvoldoende gesteld en bij betwisting niet nader gemotiveerd of de wijzigingen relevant zijn. Zij hebben zich al zo lang geleden voorgedaan, terwijl de man de kinderalimentatie is blijven betalen, dat deze naar het oordeel van het hof niet langer relevant zijn. Het hof wijst, evenals de rechtbank, het wijzigingsverzoek af.

Vervangende toestemming aan de moeder om de beide kinderen (verder) te laten vaccineren overeenkomstig het Rijksvaccinatieprogramma. Dat is ter bescherming van de kinderen opgesteld.

Procesrecht. Beroepstermijn op grond van artikel 806 Rv. De man is in eerste aanleg niet verschenen. Het hof gaat er op grond van de feiten en omstandigheden van uit dat het voor rekening en risico van de man komt dat hij geen kennis heeft genomen en niet heeft kunnen nemen van de correspondentie van de rechtbank, inclusief de beschikking tot vaststelling van zijn vaderschap. Man niet-ontvankelijk in te laat ingesteld hoger beroep.

Partneralimentatie. Afwijzing van het verzoek nu er geen behoeftigheid is.

Consultatieplicht (art. 1:377b BW). Rechtbank laat de consultatieplicht op grond van artikel 1:377b lid 2 BW in dit geval buiten toepassing.

Kinderalimentatie. Internationale aspecten. Kind heeft gewone verblijfplaats in Nederland. Buitenlandse alimentatiebeschikking wordt gewijzigd. Draagkracht van de vader wordt over meer kinderen verdeeld. Hof overweegt, anders dan HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0002, dat de stelling dat de voorrangsregeling voor kinderalimentaties niet absoluut is in zijn algemeenheid geen steun vindt in het recht.

Omgang. Hof wijst het verzoek van de moeder om een omgangsregeling tussen het jonge kind (2 jaar) en de vader vast te stellen, af. Er is sprake van een uitzonderlijke situatie, nu de man op geen enkele manier contact wil hebben met zijn dochter. Ook al heeft de minderjarige recht op omgang met haar vader en ook al heeft de man het recht en de plicht tot omgang, in dit geval is omgang in strijd met zwaarwegende belangen van het kind.

Beroep op pensioenverevening na scheiding wordt door de rechtbank afgewezen. Partijen zijn in 1972 in koude uitsluiting gehuwd. De man is twintig jaar ouder dan de vrouw. Zij zijn rond 1984 apart van elkaar gaan wonen en in 2002 gescheiden. De man was toen al met pensioen. De vrouw vordert op grond van artikel 11 Wvps vergoeding van de helft van de waarde van het ouderdomspensioen dat door de man tijdens het huwelijk is opgebouwd. Toepassing van artikel 11 Wvps acht de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit geval onaanvaardbaar.

Zelikha Magomadova/Rusland

Gezagsbeëindiging en tenuitvoerlegging contact tussen kind en ouder. Herenigingsplicht van de staat. Trage en ineffectieve tenuitvoerlegging contactregeling. Ondeugdelijke onderbouwing van de beslissing tot gezagsbeëindiging. Nationale rechters hebben geen aandacht voor de werkelijke situatie van moeder. Gezagsbeëindiging strookt niet met rechtspraak hoogste rechter. Grove willekeur van de nationale rechter. Belangen van de kinderen niet in de besluitvorming betrokken. Mening kind is niet doorslaggevend: heeft kind een praktische mogelijkheid om vrijelijk een mening te vormen? Worden ze tegen de ouder beïnvloed?