Ondercuratelestelling; mentorschap. Proportionaliteit en subsidiariteit.

Het hof houdt rekening met de werkelijke woonlast van de onderhoudsplichtige vader.

Grootouders zijn ontvankelijk in hun verzoek tot omgang met het kind van hun overleden dochter, maar de omgang wordt ontzegd, omdat het ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke gezondheid en ontwikkeling van de minderjarige (art. 1:377a BW).

Er is geen raadsonderzoek nodig voor de beoordeling. De erkenning door de stiefvader wordt vernietigd. Door de terugwerkende kracht van de vernietiging houdt het gezag op te bestaan. Er wordt geen omgangsregeling met de stiefvader vastgesteld, die geen relatie meer heeft met de moeder.

De moeder van de minderjarige is overleden. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarin vervangende toestemming voor erkenning aan de vader is gegeven op grond van het Surinaamse afstammingsrecht. De tante heeft de voogdij over de minderjarige. De vader wil dat de minderjarige bij zijn gezin in Suriname opgroeit. Het verzoek om het gezag van de vader is door de rechtbank toegewezen. Die beschikking wordt door het hof bekrachtigd, omdat het belang van de minderjarige zich niet verzet tegen toewijzing van dit verzoek.

De rechtbank treft een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv. De verwekker heeft recht op contact met de dochter onder de regie en begeleiding van de GI voor de duur van de bodemprocedure.

Er is nu geen noodzaak om een bewind en/of mentorschap in te stellen omdat rechthebbende een (rechtsgeldig) levenstestament heeft opgemaakt.

Nog ongeboren kind aangemerkt als geboren en onder toezicht gesteld

De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt een nog ongeboren kind als geboren aan te merken en onder toezicht te stellen. De ouders zijn het hiermee eens en geven aan blij te zijn met de aangeboden hulp. Zij hebben allebei persoonsgebonden problematiek en kunnen de ondersteuning door een jeugdbeschermer goed gebruiken. De kinderrechter wijst de verzoeken toe en acht ondertoezichtstelling voor twaalf maanden noodzakelijk, omdat sprake is van een forse en chronische problematiek en een zeer kwetsbaar kindje dat voor zijn/haar veiligheid, gezondheid, verzorging en ontwikkeling volledig afhankelijk is van de moeder.

Nalatigheid GI heeft ouders ertoe gedwongen zelf aan de slag te gaan

De kinderrechter overweegt dat nadat de GI geen enkele actie heeft ondernomen om de bedreigingen in de ontwikkeling van drie onder toezicht gestelde kinderen weg te nemen, de ouders hun onderlinge strijd in het belang van de kinderen opzij hebben gezet en zelf hulp zijn gaan zoeken. De kinderrechter benadrukt dat de ouders een groot compliment verdienen dat zij dit zo goed hebben aangepakt, waardoor er nu wel hulpverlening is gekomen en het beter gaat met de kinderen. De kinderrechter constateert dat de ouders zelfstandig in staat zijn de weg naar de hulpverlening te vinden en vertrouwt erop dat zij die positieve lijn voort weten te zetten. Het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling wordt dan ook afgewezen.

Uithuisplaatsing omdat na zes jaar de zorgen over kind van verstandelijk beperkte ouders te groot geworden zijn

Een kind met een verstandelijke beperking is zes jaar bij zijn ouders opgegroeid, die ook een verstandelijke beperking hebben. De zorgen worden nu echter te groot en de jongen wordt uithuisgeplaatst. Het hof benadrukt dat het beslist niet ligt aan de inzet en liefde van de ouders voor hun zoon, maar zij kunnen niet zelfstandig inschatten wat hij nodig heeft.