Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

4.857 resultaten

Rechtspraak

PFR 2015-0303

Mentorschap; vertegenwoordigingsbevoegdheid ouders als mentoren van hun dochter bij echtscheidingsverzoek. De ouders van de vrouw zijn tot mentor benoemd nadat de vrouw in coma was geraakt. De rechtbank heeft de ouders van de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot echtscheiding van hun dochter met haar man. De ouders stellen in hoger beroep dat niet de ouders van de vrouw als haar mentoren procespartij zijn, maar de vrouw zelf, daarbij vertegenwoordigd door haar advocaat en van advies voorzien door de ouders van de vrouw. Het huwelijk van de vrouw was een schijnhuwelijk om te bereiken dat de man een verblijfsvergunning in Nederland zou krijgen. Het huwelijk is nooit geconsumeerd. Het is duurzaam ontwricht. De vrouw wilde echtscheiding voordat zij in coma raakte. Het hof is van oordeel dat onweersproken is komen vast te staan dat de vrouw, gezien haar comateuze toestand, thans niet in staat is om haar wil omtrent een echtscheidingsverzoek te bepalen en de betekenis daarvan te begrijpen. De beslissing om een echtscheidingsverzoek is een hoogstpersoonlijke beslissing. Deze bevoegdheid komt volgens de Hoge Raad (28 maart 1980, NJ 1980/378) niet toe aan de curator. Datzelfde geldt naar het oordeel van het hof ook voor de mentor. Ook de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de advocaat strekt niet zover. De gestelde wil van de vrouw om van echt te scheiden, zoals in het verleden geuit, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 09-09-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0300

Partneralimentatie. Afnemende behoefte naarmate partijen langer uit elkaar zijn. Het hof rekent de vrouw aan dat zij geen aantoonbare inspanningen heeft geleverd om in eigen levensonderhoud te voorzien, terwijl zij sinds de echtscheiding in 2006 evenmin inzicht heeft gegeven in de pogingen die zij vanaf 2007 heeft ondernomen om de echtscheiding te verwerken en om haar re-integratieproces in gang te zetten. Zij heeft evenmin inzichtelijk gemaakt op welke wijze zij heeft getracht haar uitgavenpatroon aan te passen uitgaande van de gedachte dat de huwelijksgerelateerde behoefte verbleekt naarmate de tijd verstrijkt na de scheiding. Naar maatschappelijke normen mag van de vrouw gevergd worden dat zij verantwoordelijkheid neemt om – naarmate de jaren na de echtscheiding verstrijken – te trachten in haar eigen levensonderhoud te gaan voorzien. De tendens van de afgelopen jaren is naar de opvatting van het hof dat algemeen wordt aangenomen dat van een onderhoudsgerechtigde kan en mag worden verwacht dat deze na een scheiding zo veel mogelijk zelf in zijn levensonderhoud voorziet. De opstelling van de vrouw acht het hof niet passend. Het hof stelt een staffel vast door middel van een lineaire afbouw tot aan het einde van de twaalfjaarstermijn per 27 december 2017. De verdiencapaciteit van de vrouw wordt gelijkgesteld met het minimumloon. Het hof oordeelt dat de te veel betaalde partneralimentatie niet hoeft te worden terugbetaald, nu deze een consumptief karakter heeft en is verbruikt.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 30-09-2015

Met annotatie door mr. J.J. Smeenge

Rechtspraak

PFR 2015-0295

Verweerschrift in appèl te omvangrijk, want 711 bladzijden, waarvan 79 grieven in incidenteel appèl en 25 verzoeken. De bijbehorende producties omvatten duizenden pagina’s. Het hof oordeelt dat dit geschrift niet aan de eisen van de goede procesorde voldoet en laat het buiten beschouwing, maar biedt verweerder alsnog gedurende zes weken de gelegenheid zijn processtuk en de benodigde bijlagen opnieuw in te richten, zodat het alsnog aan de gestelde eisen voldoet. Het gaat om partneralimentatie. De bewindvoerder van de vrouw is in hoger beroep gekomen. In verweer en incidenteel appèl wordt een zeer omvangrijk verweerschrift ingediend. Appellant stelt dat er zoveel tekst en feitjes aan de orde zijn dat hij na vijf bladzijden de weg al kwijt is, terwijl het gaat om een concreet probleem, de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man. Dit ‘gedrocht’ voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen en is in strijd met de goede procesorde. Het hof oordeelt dat in een informele, flexibele procesgang als de verzoekschriftprocedure is over een door de man aan de vrouw te betalen bijdrage, een processtuk in het algemeen, doch zeker in relatie tot de onderhavige aard van procedure in voldoende mate inzichtelijk, helder, eenduidig en concludent dient te zijn zowel voor de wederpartij als de rechter. De geschilpunten en motivering moeten daaruit helder naar voren komen. Daaraan voldoet het verweerschrift niet. Het wordt daarom buiten beschouwing gelaten. Het hof biedt verweerder een nieuwe termijn van zes weken om alsnog met een ordentelijk processtuk te komen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 01-10-2015