Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

4.881 resultaten

Rechtspraak

PFR 2015-0287

Hoger beroep van beschikking verlening machtiging spoeduithuisplaatsing voor vier weken en van beschikking verlenging van deze machtiging voor ongeveer vijf maanden. Hoger beroep tegen spoeduithuisplaatsing niet-ontvankelijk. Exceptief verweer dat de verzoekschriften uhp niet bevoegd zijn ondertekend. Toepassing artikel 128 lid 3 Rv. De kinderen zijn en blijven geplaatst bij de mede met het gezag belaste andere ouder, de vader. Het hof maakt duidelijk dat de beschikking tot verlening spoedmachtiging uithuisplaatsing (uhp) een eindbeschikking is en dat het hoger beroep daarvan, dat tegelijkertijd is ingesteld met het hoger beroep tegen de verlenging van de uhp te laat is ingesteld. De moeder is daarin niet-ontvankelijk. Tegen de beschikking tot verlenging uhp kan de moeder wel opkomen. De moeder voert in hoger beroep voor het eerst aan dat het verzoek machtiging uhp niet door of namens de GI is ondertekend en ingediend. Het hof beschouwt dit als een exceptief verweer. Naar het oordeel van het hof dient ingevolge artikel 128 lid 3 Rv, een dergelijk verweer op straffe van verval voor alle weren te worden aangevoerd. Artikel 128 lid 3 Rv kan naar het oordeel van het hof analoog worden toegepast in verzoekschriftprocedures, nu de wet en de aard van de verzoekschriftprocedure zich daartegen niet verzet. Het exceptieve verweer had eerst in eerste aanleg moeten worden gevoerd. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 03-09-2015

Rechtspraak

PFR 2015-0284

Afbouwregeling partneralimentatie. Partijen zijn in 2005 (na tien jaar te hebben samengewoond) gehuwd en zijn feitelijk uit elkaar gegaan in 2011. Uit het huwelijk zijn geen kinderen geboren. De vrouw is een paar jaar voor het huwelijk gestopt met werken en heeft tijdens het huwelijk niet gewerkt. Zij is thans eind vijftig, evenals de man. De rechtbank heeft op verzoek van de man de alimentatie afgebouwd. De vrouw is het daarmee niet eens. Zij wijst op de geruime tijd dat zij niet heeft gewerkt, op haar depressiviteit en op haar hoop dat het huwelijk zou kunnen worden voortgezet. Het hof oordeelt dat onvoldoende is gebleken dat de vrouw niet in staat is om te werken. Gelet op onder meer haar arbeidsverleden en de keuzes die de vrouw heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat zij is tekortgeschoten in het nakomen van de op haar rustende inspanningsverplichting. Dat haar gezondheid beperkingen op de arbeidsmarkt meebrengt, is onvoldoende gemotiveerd. Het hof stelt de behoefte van de vrouw vast op de helft van de totale behoefte (€ 1800 netto) en stelt een afbouwregeling vast die ertoe leidt dat de alimentatie met ingang van 1 januari 2021 op nihil wordt gesteld. Kanttekening: het is niet helemaal duidelijk uit de beschikking van het hof of de afbouw tot nihil een limitering van de alimentatie betreft of een afbouwregeling die te allen tijde wegens wijziging van omstandigheden weer kan worden aangepast.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 20-08-2015