Naar boven ↑

Annotatie

W.M. Schrama
3 februari 2020

Rechtspraak

Commentaar bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 juni 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4572

Lotsverbondenheid speelt ook een rol in een partneralimentatiezaak van andere orde, die juist geen atypische zaak is, maar de vaker voorkomende vraag betreft naar verlenging van de partneralimentatie. Centraal staat de vraag of er onder de Wet limitering alimentatie ruimte is voor een uitzondering op de hoofdregel dat een alimentatietermijn van vijftien jaar geldt. De man diende een verzoek in tot beëindiging van zijn alimentatieplicht nadat hij bijna 19 jaar alimentatie betaald had aan zijn ex-vrouw. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient de rechter bij dit type beslissingen alle omstandigheden van het geval mee te nemen in zijn oordeel en geldt een hoge motiveringseis voor de beëindiging van het recht op alimentatie. Beoordeeld moet worden of beëindiging van de partneralimentatie van zo ingrijpende aard is dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de alimentatiegerechtigde kan worden gevergd. Een beroep op de uitzondering faalt volgens vaste jurisprudentie zonder meer als de beëindiging van de uitkering geen of een relatief onbetekenende terugval in inkomen ten gevolge heeft. Dat de terugval in inkomen onbetekenend is, wordt in dit geval door het hof niet aangenomen.

Het hof somt de door de wet als relevant bestempelde factoren op en geeft in zijn beslissing aan welke concrete omstandigheden aan beide kanten zijn meegewogen en naar welke kant de weegschaal doorslaat. Aan de kant van de vrouw zijn dat het huwelijk dat op jonge leeftijd gesloten is en dat twintig jaar geduurd heeft en waaruit een kind geboren is, de traditionele rolverdeling, het feit dat de vrouw na de scheiding kort in loondienst heeft gewerkt tot zij een hernia kreeg en daarna aanspraak maakte op een uitkering via de sociale zekerheid en tot slot het feit dat zij vanaf 2014 AOW zal ontvangen. Voor de man neemt het hof in aanmerking dat hij een emotioneel en financieel belang heeft bij beëindiging van de alimentatieplicht van bijna twintig jaar (net zo lang als de huwelijksduur), dat zijn inkomen door zijn pensionering gedaald is en dat hij recent ernstig ziek is geworden. Bovendien, voegt het hof eraan toe, is de lotsverbondenheid van het huwelijk als basis waarop de onderhoudsverplichting is gebaseerd, afgenomen naarmate de echtscheiding verder in het verleden is komen te liggen. Aldus komt het hof tot het oordeel dat weliswaar beëindiging van de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw van zo ingrijpende aard is dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet op korte termijn van haar kan worden gevergd, maar dat aan die alimentatieverplichting binnen afzienbare termijn een einde dient te komen.

Het hof sluit zich vervolgens zonder degelijke motivering aan bij de gefaseerde afbouwregeling van de rechtbank. Op grond van die afbouwregeling wordt de alimentatie in twee korte fases van ieder een jaar gereduceerd tot nul (van een kleine € 400 naar € 0 in drie stappen). Daarna resteren nog bijna twee jaar, tot de 65e verjaardag van de vrouw en in die periode gaat haar inkomen aanzienlijk achteruit. Gelet op de hoge motiveringseisen die de Hoge Raad stelt, ook aan beslissingen over een afbouwregeling, had hier meer van het hof verwacht mogen worden. De vrouw voerde aan dat de man voldoende draagkracht had, maar het hof noemt slechts dat de man door zijn pensionering minder inkomen heeft dan voorheen. Of de man de alimentatie zonder enig probleem kon dragen, een factor die volgens de Hoge Raad van belang kan zijn (HR 16 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0617), is evenwel niet door het hof beoordeeld. Men kan zich afvragen of de motivering op deze wijze voldoet aan de strenge eisen die de Hoge Raad stelt.

Verder is opmerkelijk dat het hof de afgenomen lotsverbondenheid laat meewegen in de beslissing tot beëindiging. Het is namelijk inherent aan het tijdsverloop dat de lotsverbondenheid afneemt en dit is an sich dan ook geen feit dat mee zou moeten wegen. Toch komt men de verminderde lotsverbondenheid ook in andere uitspraken tegen als ondersteunend argument in dit soort beslissingen (Hof Den Bosch, 14 september 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BN7154; Hof Den Bosch 11 oktober 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BT7406).